Het hof stelde voorop dat op een wegbeheerder de plicht rust om de veiligheid van personen en zaken op de weg te waarborgen. De weg moet, gelet op het te verwachten gebruik, voldoen aan de eisen om gevaren te voorkomen. Bij het beoordelen of de weg gebrekkig is, moet gekeken worden naar de kans op verwezenlijking van het gevaar, de ernst van de gevolgen en de redelijkheid van de veiligheidsmaatregelen.
Het hof oordeelde dat er geen sprake was van onrechtmatige gevaarzetting door de gemeente. De gemeente had voldoende veiligheidsmaatregelen getroffen:
- Er waren waarschuwingsborden aanwezig met duidelijke signalering van de poller.
- De poller zelf was uitgerust met knipperende rode lichten.
- Er stond een klein stoplicht naast de poller dat, indien rood, weggebruikers duidelijk moest maken te stoppen.
- De weg was versmald en voorzien van reflectiepaaltjes en markeringen om weggebruikers te waarschuwen en te laten afremmen.
Het hof ging niet mee in de stelling van eiser dat het stoplicht defect was. Uit de ingebrachte bewijzen, zoals videobeelden en het logbestand van de poller, concludeerde het hof dat het stoplicht naar verwachting functioneerde. Er was ook onvoldoende bewijs dat de poller vaak defect was of uitgeschakeld, zoals eiser beweerde.