Vergoeding kinderopvangtoeslag door Belastingdienst
De kinderopvangtoeslag is een bijdrage in de kosten die werkende ouders maken voor de opvang van hun kind(eren). Voor ieder kind moeten ze apart toeslag aanvragen bij de Belastingdienst. De ouders betalen de kosten van de kinderopvang aan de opvanglocatie waar hun kind naartoe gaat. De Belastingdienst vergoedt hiervan als kinderopvangtoeslag een percentage dat afhankelijk is van de situatie.
Bij de berekening van de kinderopvangtoeslag gebruikt de Belastingdienst een maximumuurprijs per soort opvang: kinderdagverblijf, de buitenschoolse opvang of gastouderopvang. Wat de ouder daarboven betaalt, telt niet mee voor de kinderopvangtoeslag. Is het tarief voor kinderopvang lager dan de maximumprijs per uur, dan krijgt de ouder de kinderopvangtoeslag over dat goedkopere uurtarief. Kinderopvangcentra mogen zelf hun uurtarieven bepalen, waardoor de kosten per kinderopvangcentrum flink kunnen verschillen. Het moet om een erkende kinderopvanglocatie gaan die in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) staat.
De maximumuurprijzen voor de kinderopvang zijn in 2024 extra gestegen met 2,95% bovenop de gebruikelijke verhoging van ongeveer 6%. Dit heeft geleid tot een maximumuurprijs voor de dagopvang van € 10,25, voor de buitenschoolse opvang van € 9,12 en voor de gastouderopvang van € 7,53.
Ouders die in 2024 een ‘gezamenlijk toetsinkomen’ van € 28.297,- of minder hebben, krijgen 96% van de kosten voor kinderopvang per kind vergoed. Voor inkomens vanaf € 28.298,- gelden naar hoogte van het inkomen steeds lagere percentages. De kinderopvangkosten die overblijven (bijvoorbeeld 4% voor de inkomensgroep onder € 28.297,-), betalen de ouders zelf als eigen bijdrage.
Hoeveel kinderopvangtoeslag een ouder in 2024 krijgt, hangt af van het inkomen, de toeslagpartner en het aantal uren dat het kind naar de opvang gaat. Per kind kan een ouder voor maximaal 2760 uur per jaar kinderopvangtoeslag krijgen (maximaal 230 uur per maand). De hoogte van de kinderopvangtoeslag is inkomensafhankelijk. Sinds 1 januari 2023 hangt die hoogte niet meer af van het aantal gewerkte uren per maand. Iedereen die werkt, kan maximaal 230 uur per kind per maand vergoed krijgen. Als een ouder in 2024 minder dan 230 uur per maand het kind naar de opvang brengt, dan mag de ouder de uren die hij of zij overhoudt nog het hele jaar opmaken. Dat geldt ook als hij niet meer werkt of studeert.
Naast werknemers komen ook zzp’ers in aanmerking voor kinderopvangtoeslag en mensen met een onderneming of iemand die meewerkt in de zaak van de partner. Datzelfde geldt voor ouders die een erkende opleiding volgen: een reguliere middelbare school, mbo, hbo, universiteit, volwassenonderwijs op het ROC of het Vavo (volwassenonderwijs) en sommige particuliere opleidingen. Ook personen die een traject volgen naar werk (vaak een re-integratietraject via UWV of de oude werkgever) kunnen aanspraak maken op de kinderopvangtoeslag. Verder heeft iemand met een permanente indicatie vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) er recht op als de andere ouder werkt of een traject naar werk volgt. Tot slot kunnen mensen die een verplichte inburgeringscursus bij een gecertificeerde instelling volgen een beroep doen op kinderopvangtoeslag.
De Wet kinderopvang geeft aan dat ouders, werkgevers en de overheid samen de kosten voor kinderopvang betalen. Als werkgever draag je een inkomensonafhankelijke bijdrage af aan de Belastingdienst, die 1/6e deel is van de totale kinderopvangtoeslag per ouder. Het gaat om een uniforme opslag kinderopvang (Aof) van 0,5% van het salaris. De Belastingdienst keert dit aan de ouders uit als onderdeel van de kinderopvangtoeslag.
Het demissionaire kabinet Rutte IV is door de toeslagenaffaire van plan de kinderopvangtoeslag af te schaffen. Het is nog maar de vraag of een nieuw kabinet doorgaat met dit plan door de complexiteit en de kosten van het afschaffen van deze toeslag en het hele toeslagenstelsel.